Archive for Anekdoten

Planning per pallet

Planning per pallet

Papierfabriek Gennep behoort tot de eerste vijf Nederlandse bedrijven die in 1959 in zee gaan met het door Van Gend & Loos in dat jaar geïntroduceerde palletsysteem. Het laden van een spoorwagon gebeurt tot op dat moment door vijf man en neemt maar liefst anderhalf uur in beslag. Na de invoe­ring van het palletsysteem laadt voortaan één man met zijn heftruck drie tot vier wa­gons per uur! Diezelfde pallets vormen ook de basis voor de productieplanning, totdat dit proces in de jaren zeventig onder leiding van Ben Niesten wordt geautomati-seerd .

Het tot die tijd gehanteerde systeem is sim­pel: aan het begin van iedere ploegendienst wordt het aantal pallets, dat gedurende die dienst gevuld moet worden met gereed pro­ duct, klaargezet. Zijn alle pallets gevuld, dan is de productieplanning voor deze dienst ge­haald. Simpel en effectief. Althans in theorie. Maar de praktijk blijkt anders. Zo ‘leent’ soms ie­ mand – uiteraard te goeder trouw – een pallet voor een ander doel. Maar nog vaker verdonkeremaant de ploeg in kwestie een stelletje pallets, om het de komende uurtjes wat kalmer aan te kunnen doen. Op zich een alleszins begrijpelijke reactie. Want in die dagen luidt, zoals u weet een ge­ vleugelde uitspraak: 

Bij de afdeling Confecti­onering wordt de snelheid van alle machines iedere maand opgevoerd, met uitzondering van de snelheid van de klok !’

Bovendien kan het manipuleren van zo’n sta­ pel pallets bijdragen tot een paar lucratieve, want dubbel betaalde uurtjes overwerk!

Nat overwerk

Nat overwerk

Iedereen wil in de magere jaren vijftig en zestig natuurlijk graag wat bijverdienen. Het toverwoord is dan ‘overwerk‘. Zoals bijvoor­ beeld in het geval van Mat Kroon, die dankzij noeste overuren, de negenhonderd gulden bij elkaar spaart voor die lang begeerde wed­ strijdhengel. En zo is daar Gerard de Jong,de vader van de vermaarde keeper van Vitesse. Hij is zo’n beetje de enige medewerker van Page, die de nukkige kraan, waarmee de celstof voor de productie van de luiers en het maandverband uit de spoorwegwagons wordt getild, de baas kan. Dus zie je hem op die momenten dat een andere ploeg dienst heeft, zogenaamd argeloos langs de afraste­ ring bij het perron lopen. Wachtend en ho­pend op dat er iets misgaat. Want dat bete­ kent: betaald overwerk!

Natuurlijk zijn er ook medewerkers die wel graag dubbel betaald worden, maar daar liever niet voor werken. En dat is niet zo moeilijk, want er zijn altijd wel hoekjes te vinden, waar de ploegbaas niet komt.

Zo­als het viertal dat die middag ergens op het terrein betrapt wordt met nietsdoen door afdelingschef Th. van Megen en vervolgens – onverwacht vriendelijk – te horen krijgt: ‘Ga maar even een kaartje leggen in die spoorwegwagon daar,dan regel ik in de tus­ sentijd wel een paar klusjes voor jullie’. Zo gezegd, zo gedaan. Tevreden grijnzend klimt het viertal de wagon in. De kaarten zijn nog niet gedeeld of het begint te stortregenen in de zo knusse wagon. Van Megen heeft een brandspuit door een van luchtgaten geperst en trakteert het viertal op een koude douche met de woorden: ‘Hebben jullie niks anders te doen dan hier een potje te zitten kaarten?’

Soms is overwerk ook bittere noodzaak, om­ dat de hypotheek anders niet betaald kan worden. Dan regeert bij Page de collegiali­teit: medewerkers die het geld hard nodig hebben, krijgen voorrang bij de toewijzing van overwerk. Natuurlijk zonder dat de chef het weet. Zo kan een medewerker eens maandenlang onder twee verschillende na­men twee ploegendiensten per dag afwer­ken!

De derde oksel

De derde oksel

Conservatief Nederland spreekt er in 1968 schande van, maar in de progressieve, feministische kringen wordt het een hype: de intiemspray van Bidex. Met reclame uitingen waarin gesproken wordt over ‘de derde oksel’.

De marketingtrainees van Page zien in deze spray een passend premium voor bij Popla Bandettes, het kort tevoren geïntroduceerde maandverband. De Gennepenaren zijn voor hun introductie actie (maak een rijmpje af en win een ring met groeidiamant) op de vingers getikt door de Reclamecode-commissie, omdat een ring een niet branche eigen artikel is, zoals de voorschriften in die dagen bepalen. En je kunt zeggen wat je wilt van in­ tiemspray, maar niet dat het niet past in de lijn van maandelijkse hygiëne.

Inkoop vindt een leverancier in Drenthe die in staat is om op korte termijn twintigdui­zend busjes intiemsprays te leveren. De hele actie is in kannen en kruiken, de intiemspray geleverd, wanneer jurist Sophie met z’n vraag ‘die boel is toch wel steriel’ voor pa­niek zorgt.

Dus bellen met de leverancier. ‘Niet steriel’ meldt Drenthe.
‘Actie stopzetten’, roept Sophie.

Maar ja, de zending intiemspray is wel ge­kocht en moet betaald worden! En zo’n ver­ spilling, juist in een tijd dat PAGE financieel continu moeilijk zit, dat kan natuurlijk niet. Dan komt Harry Louwers, de hoofdinkoper, met het voorstel om de partij om te laten pakken in een grotere spuitbus en als Po­pla luchtverfrisser cadeau te doen bij Popla 1000.

Maar Page heeft klinkende munt nodig. Dus niks luchtverfrisser cadeau! Nee, de Popla luchtverfrisser komt voor f 2,95 in de handel. Maar de consument krijgt er uiteindelijk wel een pak Popla 1000 bij cadeau.

Nachtrust op niveau

Nachtrust op niveau

In de jaren vijftig en zestig is Nederland een wat we nu een ‘lage lonenland’ noemen. Onze ouders houden zich uitsluitend bezig met wederopbouw en van loonexplosies, daar hebben ze nog nooit van gehoord. Au­to’s zijn nog zeldzaam, de Gennepenaar doet alles met de fiets of met de benenwagen.

Aktetassen zijn voorbehouden aan ambte­naren en bankemployees, de productieme­dewerkers van Page vervaardigen hun eigen tassen voor de broodtrommel en de ther­moskan.

Ze gebruiken daarvoor het afgedankte vilt­ doek van de papiermachines. Een geliefd tijdverdrijf in die dagen is dan ook het dicht­lijmen van deze broodzak van je collega. Niet zelden weerklinkt tijdens de pauze het geluid van scheurend vilt, gevolgd door een ste­vige vloek die een penitentie van minimaal zes onze vaders in de biechtstoel van deken Janssen of een van zijn kapelaans oplevert.

Veel medewerkers met een keuterboerderij­tje houden er, om het hoofd boven water te houden,naast deze agrarische activiteit, ook nog eens een baan op de papierfabriek op na. Met name wanneer ze in de nachtdienst staan ingedeeld, hebben onze agrariërs het extra moeilijk. Vaak hebben ze dan de hele dag al hard op het land gewerkt en beginnen hun nachtdienst met een tukje.

En zo’n tukje kan lang duren, zoals een van de werknemers aan den lijve ondervindt. Vóór het begin van de dienst vlijt hij zich even neer in een hoop papier, om acht uur later, wanneer de volgende ploeg al weer lang en breed aan de slag is, te ontwaken. Maar dan wel drie meter boven de werkvloer, stevig vastgebonden op een pallet, dat door een heftruck naar dit hoge niveau is getild”.

De fluit.

De fluit

Als ik mijn ogen sluit, kan ik hem nag horen. De fabrieksfluit van Page die drie keer per dag weerklinkt over het Gennep van de wederopbouw. Daarmee wordt in die dagen het begin van de dagdiensten aangegeven. Het is niet alleen een vertrouwd sein voor de werknemers van de papierfabriek, maar ook voor de rest van Gennep en met name voor de boeren uit de directe omgeving, die zo precies weten hoe laat het is. 

Overal in Ne­derland vervullen de kerkklokken die func­tie. Maar de Gennepse klokken hangen in de oude Martinustoren en worden in die eerste jaren na de oorlog uitsluitend (met de hand) geluid bij begrafenissen.

In de jaren zestig klinken de eerste klachten van de Gennepse bevolking. De stoomfluit zou geluidsoverlast veroorzaken. Die eerste klagers zijn met name de inwoners van de nieuwe woonwijken Genapium en Gennep Zuid. 

Grote voorvechter van de fluit is be­drijfsdirecteur Karel Heijs, die vindt dat het geluid van een stoomfluit hoort bij een indus­triële onderneming van de omvang van Page. Dus blijft de fluit trouw zijn signaalfunctie uitoefenen. Maar de kritiek zwelt aan en dan worden er zelfs vragen gesteld in de gemeen­teraad. Naar aanleiding van deze laatste ge­beurtenis hakt Rijssenbeek de knoop door: de stoomfluit zal voor altijd zwijgen.

De Technische Dienst krijgt opdracht tot het afsluiten van de steen des aanstoots. Dat ge­schiedt snel en effectief door middel van de plaatsing van een flens tussen de stoomtoe­voer en de fluit.

Een afdoende methode, zo denkt men. Of toch niet? Na een maand weerklinkt op een mooie maandag plotseling weer de oude, vertrouwde stoomfluit. lemand – tot op heden weet nog steeds niemand wie die ie­mand is geweest – heeft in een onbewaakt ogenblik de flensplaat verwijderd. Tijd dus voor een meer afdoende maatregel. De fluit wordt vervolgens op bevel van Rijssenbeek volledig gedemonteerd.

Zo zwart als roet

Zo zwart als roet.

Evenals water, is stoom onontbeerlijk bij de fabricage van papier. De pulp die over het zeefdoek van de papiermachine wordt gespoten, bestaat voor meer dan 99% uit water. De natte papierbaan die op de zeef­ partij ontstaat, wordt gedroogd door middel van een grote droogcilinder die in het geval van de PM 5, dankzij de opgewekte stoom, gemakkelijk een temperatuur van boven de honderd graden bereikt.


De stoomketels van PAGE worden voor de oorlog gestookt met kolen. Na de Tweede Wereldoorlog wordt overgeschakeld op de gemakkelijker stookolie, die op zijn beurt eind jaren zestig plaats moet maken voor het schone aardgas.

Zolang de reusachtige ketels gestookt wor­ den met olie, moeten de branders op gezette tijden worden ‘doorgeblazen’. Dat gebeurt door,met behulp van de door diezelfde bran­ ders opgewekte stoom, met een druk van maar liefst 14 bar,door de branders te jagen. De roetdeeltjes worden van de branders ge­ blazen en vervolgens via de schoorsteen af­gevoerd.  En daar zit nu precies het probleem. Vanuit de schoorsteen dwarrelen die deeltjes op een gegeven moment natuurlijk weer naar beneden. Daarom staat er zwart op wit in alle voor­ schriften: ‘Roet blazen strikt verboden op maandag {in die dagen was maandag was­ dag) en bij mistig weer’. Maar het komt na­ tuurlijk wel eens voor dat men even vergeet wat voor dag het is en dan produceert de telefoon met het nummer 08851-1644 een onafgebroken klachtenstroom uit de mond van radeloze Gennepse huisvrouwen.

Omdat OMO de lakens stralend wit waste en Page ze vervolgens voorzag van een afgrijselijke grauwsluier ..



           



                                                                 De nieuwe stenen schoorsteen (1951)

Vindingrijk

Vindingrijk

Een van de fraaiste staaltjes van vindingrijk­ heid en improvisatietalent spreidt de ETD (ElektroTechnische Dienst) ten toon, wan­ neer op een goede dag een van de twee pompen van de PM 5 (Papiermachine 5) geen water meer le­vert. De machine wordt stopgezet en de boel wordt doorgemeten.

Al snel komt men tot de conclusie dat er sprake moet zijn van een kabelbreuk tussen de fabriek en de pomp op de Tweede Dwars­weg. Constateren is een, maar het vinden en herstellen van die breuk is heel wat anders. Je kunt moeilijk het hele traject met een graafmachine opengooien om zo de breuk op te sporen en te repareren.

Het is uiteindelijk Ge Theunissen die met de oplossing van het netelige probleem komt. De oude transistorradio uit het kantoortje van een van de ploegbazen wordt aangeslo­ten op de elektrische kabel. Men slaagt er om aan het oude apparaat een fluittoon te ontlokken, naar voorbeeld van de vooroor­logse Mexicaanse Hand van Hilversum.

Vervolgens kruipt Ge, de plattegrond met daarop de leiding In de hand, met zljn oor vlakbij de grond, rlchting de Tweede Dwars­weg. Op het moment dat hlj de Willem Boyeweg passeert, wordt hij opgemerkt door een jongetje, dat achterop de fiets van zljn moeder troont.
‘Waarom krulpt die meneer daar?’ vraagt het jong.  Waarop de assistent van Ge antwoordt: ‘Nlet op letten mensen, ze kornen hem zo opha­lenI’ Hilarltelt aloml  Maar hilarltelt of niet: een half uurtje later Is de breuk opgespoord en nog eens een half uurtje later gerepareerd.

Twee uur nadat de PM 5 tot st11stand Is ge­komen, draalt hij dan ook weer brommend aan.

Tel de vellen!


Tel de vellen!

In 1955 produceert PAGE voor het eerst Amerikaans toiletpapier: tissue . Niet langer een of twee velletjes afscheuren, maar een flinke, handvullende dot zijdezacht tissue. Vooralsnog is dat echter te veel gevraagd van de zuinige Nederlander.

Nu de Europese markt nog niet rijp blijkt voor tissue-pap ier, besluit Rijssenbeek tot de in­ troductie van in ieder geval een nieuw soort toiletpapier met een gramgewicht van 28 gram/m2 (een derde dunner dan het grauw­ grijze ‘schuurpapier’) . De naam wordt door Rijssenbeek bedacht. Het nieuwe papier zal Popla gaan heten (afgeleid van populair).

Er komt een compleet nieuwe fabriek met een unieke en voor Europa revolutionaire papiermachine: de PM 5. Verder wordt be­ sloten om Popla niet langer per rol te verko­ pen, maar per vier in een pak.

Als de nieuwe fabr iek in 1962 geopend wordt, begint de zegetocht van Popla 1000. Midden jaren zestig heeft Popla in Neder­ land een marktaandeel van maar liefst 45%! Ongekend ! Maar dan verschijnt er een zwart wolkje aan de horizon. De Gruyter neemt de slogan ‘Tel de vellen’ wat al te letterlijk en ontdekt dat er niet de beloofde 250 vellen, maar ‘slechts’ 248 op een rol zitten …

Nol van Est herinnert zich dit incident als de dag van gisteren: ‘De gehele tent in rep en roer. Het imago van Popla staat op het spel. Crisis beraad dus!

Op het bestaande rolletje van 248 vel met een vellengte van14 cm zit 34,72 meter toilet papier gewikkeld. Uiteindelijk blijkt de door Theo Beumeler aangedragen oplossing sim­ pel. Namelijk door de totale lengte van 34,72 meter te verdelen over 250 vel van 13,888 cm in plaats van 248 van 14 cm.

Noch De Gruyter, noch de consument heb­ ben dat verschil van 0,112 cm ooit opge­merkt.

van 1m.11s - 1m.40s vertelt Albert van Megen het verhaal van de Popla 1000 vellen
Vertegenwoordigers reden o.a. in een Opel Kadett naar hun afnemers
Tijdelijke merchandisers klaar voor de start (1968)

Recht op een aanrecht

Vanaf de jaren zestig rust er in Nederland niet !anger een taboe op seks. Ook niet op het werk. Sommige van de seksuele escapa­des in de jaren na1965 zijn zo opmerkelijk, dat ze tot in lengte van jaren in het geheugen vanvelen staan gegrift.

 

Zoals de gebeurtenis op die gedenkwaardige zondagmiddag. De wekelijkse ‘ombouw­ploeg’ die de machines nakijkt, ombouwt voor de productie van andere producten en daarnaast de machines technisch naloopt, heeft voor de lunch ‘chinees’ besteld.

Het verhaal van de elektrotechnicus uit de ploeg: ‘lk naar het portiershok om de boel in ontvangst te nemen en te betalen. Stap ik het hok binnen, hoor ik opeens vanuit het keukentje een gekreun opstijgen. lk in paniek, de portier zal toch geen hartaanval hebben gekregen?’

 

Wanneer de elektrotechnicus de keuken be­treedt, treft hij daar behalve de portier nog een andere Page werkneemster aan. Beiden verstrengeld in een innige omhelzing.  De kleren als een vormeloze prop op de grond. kortom, een naaktscène die in geen enkele Nederlandse film misstaan zou hebben.

De volgende dag prijkt er in grote letters op het mededelingenbord van de PM5 (papiermachine 5): “Wij willen ook een aanrecht!” 


Wanneer een van de medewerkers door de ploegbaas, die nog niet weet van de zondagswip, gevraagd wordt, wat hij in godsnaam met een aanrecht moet, klinkt het dubbelzinnige antwoord: “ik wil gedurende de nachtdienst ook wel eens wat klaarmaken!”

 

Onnodig te zeggen dat het aanrecht er nooit is gekomen. Wel ontvangt de vrager van zijn collega’s ter compensatie een romantisch attribuut voor de lange winternachten: een “Vögelnhaus” , voor dertig harde marken gekocht in Goch en door de elektrotechnische dienst voorzien van een flikkerende kerstverlichting…