Iedereen wil in de magere jaren vijftig en zestig natuurlijk graag wat bijverdienen. Het toverwoord is dan ‘overwerk‘. Zoals bijvoor beeld in het geval van Mat Kroon, die dankzij noeste overuren, de negenhonderd gulden bij elkaar spaart voor die lang begeerde wed strijdhengel. En zo is daar Gerard de Jong,de vader van de vermaarde keeper van Vitesse. Hij is zo’n beetje de enige medewerker van Page, die de nukkige kraan, waarmee de celstof voor de productie van de luiers en het maandverband uit de spoorwegwagons wordt getild, de baas kan. Dus zie je hem op die momenten dat een andere ploeg dienst heeft, zogenaamd argeloos langs de afraste ring bij het perron lopen. Wachtend en hopend op dat er iets misgaat. Want dat bete kent: betaald overwerk!
Natuurlijk zijn er ook medewerkers die wel graag dubbel betaald worden, maar daar liever niet voor werken. En dat is niet zo moeilijk, want er zijn altijd wel hoekjes te vinden, waar de ploegbaas niet komt.
Zoals het viertal dat die middag ergens op het terrein betrapt wordt met nietsdoen door afdelingschef Th. van Megen en vervolgens – onverwacht vriendelijk – te horen krijgt: ‘Ga maar even een kaartje leggen in die spoorwegwagon daar,dan regel ik in de tus sentijd wel een paar klusjes voor jullie’. Zo gezegd, zo gedaan. Tevreden grijnzend klimt het viertal de wagon in. De kaarten zijn nog niet gedeeld of het begint te stortregenen in de zo knusse wagon. Van Megen heeft een brandspuit door een van luchtgaten geperst en trakteert het viertal op een koude douche met de woorden: ‘Hebben jullie niks anders te doen dan hier een potje te zitten kaarten?’
Soms is overwerk ook bittere noodzaak, om dat de hypotheek anders niet betaald kan worden. Dan regeert bij Page de collegialiteit: medewerkers die het geld hard nodig hebben, krijgen voorrang bij de toewijzing van overwerk. Natuurlijk zonder dat de chef het weet. Zo kan een medewerker eens maandenlang onder twee verschillende namen twee ploegendiensten per dag afwerken!